Mijn bewondering en waardering voor het harde werken,
 alle arbeid in materialen die is neergezet
door generaties mensen die voor mij leefden.
Zodat ik gebruik kan maken van deze wereld,
zodat ik mij kan voortbewegen,
kan leven en wonen in de wereld zoals hij er nu uitziet.
Ik wil stilstaan bij al dit harde werken
en mijn verbondenheid ermee laten zien.

 

In mijn werk wil ik mijn respect en bewondering laten zien voor het harde, meer ambachtelijke werk dat in het verleden heeft plaatsgevonden door generaties mensen die voor mij leefden. Dankzij hun liefde voor het vak, maar ook de bittere noodzaak van hun werken, de energie die ze erin gestopt hebben, zitten, wonen, lopen wij zoals we het nu doen. Met het harde, ambachtelijke werken bedoel ik het lichamelijke werken, de noeste arbeid, het handwerk, de lange werktijden. De materialen die ik gebruik zijn vooral geïnspireerd op het werk van mijn vader in de meubelfabriek, mijn opa in de ijzergieterij, mijn oma altijd aan het breien; toen ze blind werd breide ze nog. Daaraan toegevoegd een door mijzelf geliefd materiaal: klei.

Ik gebruik deze materialen graag, omdat ze iets oorspronkelijks hebben, ze hebben al heel lang hun nut. Ik wil al dat harde werken letterlijk laten zien, het koesteren, het goed zichtbaar laten worden. Mijn verbondenheid met dit harde werken, mijn eigen drive om hard te werken, mijn drang om iets neer te zetten, laat ik zien door zelf het arbeidsproces te herhalen: 200 spijkers smeden, 400 schrobputdekseltjes  afdrukken, 15 meter breien.

Mijn verbondenheid met mijn eigen verleden, mijn voorouders en hun harde werken heb ik specifiek willen uitdrukken door klei uit mijn geboortegrond te gebruiken. Ook maak ik hiermee mijn eigen werk veel arbeidsintensiever en bevestig ik mijn eigen drive om hard te werken. De klei moet worden uitgegraven, vochtiger gemaakt, ontdaan van humus en meermalen gekneed.

Dit werk uit mijn collectie is een foto gemaakt op de akker in Welsum, het dorp waar ik geboren en opgegroeid ben.
De huidige boer is de broer van mijn jeugdvriendin, met wie ik vroeger in de klei speelde.

Deze collectie is een ode aan al het werk wat neergezet is in materialen. Door zelf de spijkers te smeden, voelde ik de liefde van de smid voor het smeedwerk. Ik ervoer de drive om helemaal voor al dit werk te gaan, maar ook de wanhoop om in een kort tijdsbestek 400 schrobputdekseltjes af te krijgen.

Met mijn werk hoop ik gedachten over ons eigen werken op gang brengen. Werken we uit noodzaak, vanuit een drive, zijn we bewust van wat we maken? Ik merk dat ik ook graag iets tastbaars neer wil zetten. Wat voeg ik toe aan deze wereld? Waarom doe ik dit? Werken heeft te maken met de zin van het leven, betekenis geven aan je leven. Werk ik om te leven, leef ik om te werken? Kan ik het breiwerk van mijn oma vergelijken met het ijzergieten van mijn opa? Maakt werken gelukkig? Het werken aan mijn eigen collectie was een verkenning rondom het begrip werken en gaf mij veel stof tot nadenken.

Mijn werk

De spijkers en het hout zijn geïnspireerd op het werk van mijn vader. Hij timmerde alles aan elkaar wat mogelijk was. Hij had een enorme drive om te werken. In het herhalen van het smeedproces van de oude spijker heb ik mijn verbondenheid letterlijk gevoeld met het maken van de eerste spijkers, de fysieke handeling van het smeden en de tijd die het kostte om één spijker te maken. Met het smeden van 300 spijkers wil ik de herhaling van het werk, de veelheid van het werk laten zien. Door ze vervolgens in een lange plank te slaan wil ik de lange geschiedenis van dit werk benadrukken.

Werk uit de collectie: er zijn in de loop van de geschiedenis ongelooflijk veel spijkers in hout geslagen


Het schrobputdekseltje werd gemaakt in ijzergieterij Vulcanus. Mijn opa werkte in en na de oorlog voor ongeveer 20 jaar in deze ijzergieterij. Zijn generatie heeft ons land weer opgebouwd, er moest hard gewerkt worden. Wat waren er veel schrobputdekseltjes nodig. Juist dit, vaak ondergewaardeerde schrobputdekseltje wil ik een bijzondere plaats te geven. Een voorwerp waar men dagelijks onnadenkend overheen loopt. Passend bij de inspiratie vanuit mijn voorouders, komt de klei uit mijn geboortegrond, het dorpje Welsum aan de IJssel. De klei is roodbakkend, dit heeft te maken met het hogere gehalte ijzer en ijzeroxide in de grond van deze streek. Geen wonder dat hier zoveel steenbakkerijen en ijzergieterijen gevestigd waren.

Werk uit de collectie: door de verschillende bakbeurten krijgen de tegelstelkens een andere kleur.

Over het breien van mijn oma heb ik veel nagedacht. Altijd aan het breien, veel geitewollen sokken. Altijd bezig met haar handen. Was dit nodig? Soms wel, soms niet. Toen ze blind werd, was het allang niet meer nodig dat ze breide. Toch deed ze het. Ik herinner me de sjawl die ontstond, met af en toe een rommelige losse draad; voor mij pijnlijk, voor haar voldoening. Over het breien van mijn oma heb ik veel nagedacht. Altijd aan het breien, veel geitewollen sokken. Altijd bezig met haar handen. Was dit nodig? Soms wel, soms niet. Toen ze blind werd, was het allang niet meer nodig dat ze breide. Toch deed ze het. Ik herinner me de sjawl die ontstond, met af en toe een rommelige losse draad; voor mij pijnlijk, voor haar voldoening.

Werk uit de collectie: het eindeloze breien van mijn oma


Werk uit de collectie: een plank vol voorbeelden, herinneringen en gedachten over werken

 

Gedachten over werken

Vanuit het verleden is er vaak minachtend gedacht en geschreven over handenarbeid. Onderling waren er nog weer allerlei classificeringen van arbeid; volgens Aristoteles zijn de laagste die ‘waarin het lichaam het ergst wordt afgebeuld’[1].. In haar boek De menselijke Conditie maakt Hannah Arendt een verdeling van drie menselijke activiteiten: arbeiden, werken en handelen. Bij arbeiden gaat het om het biologische proces van het menselijk lichaam dat actief moet zijn om aan zijn levensbehoefte te kunnen voldoen. Arbeiden om te kunnen leven. Werken betreft het niet-natuurlijke aspect van het menselijke bestaan, hierbij schept, maakt de mens een wereld van dingen, een kunstmatige wereld, die verder gaat dan de natuurlijke benodigdheden. Hij is veel meer bezig met het zijn in deze wereld. Handelen voltrekt zich rechtstreeks tussen mensen, niet via dingen of materie. Het handelen gaat onder meer over activiteiten en gedragingen die betekenis geven, die ons als mens onderscheiden van de ander.[2]

Richard Sennett, socioloog en ex-student van Hannah Arendt vindt haar onderscheid van de werkende mens in Animal laborans (de mens als lastdier, zwoegen om te kunnen leven) en Homo Faber(de mens als maker) te kort door de bocht. Volgens Arendt is de Animal laborans tijdens het werken gefixeerd op de vraag ‘Hoe?’, de Homo Faber op de vraag ‘Waarom?’ Arendt: ‘We herbergen ook een hogere levenswijze waarin we ophouden met produceren en gaan oordelen vellen’. Richard Sennett vindt dit geringschattend ten opzichte van de op de praktijkgerichte mens. Hij denkt dat er bij het scheppingsproces meer denken en voelen aan te pas komt. Hij spreekt over een materialistische betrokkenheid waarbij de mens veel meer bewust is en kan zijn van de producten die hij maakt.[3]

Tijdens het maken van deze collectie denk ik veel na over mijn werken en waarom ik dit doe. Ik heb zelf de keuze gemaakt om al dit werk op me te nemen. Mijn opa en vader moesten een grote productie leveren. Er was geen keuzemogelijkheid wat te doen en/of hoe. Wat als mijn vader niet op zijn twaalfde van school af moest om te gaan werken? Ik heb mij één week aan een heel strak productieschema gehouden van 13 schrobputdekseltjes per dag. Ik werkte van 9.00-13.00 uur, van 15.30-18.30 uur en van 19.00-21.00 uur. Dit schema zorgde dat het lukte en ik voelde me er eigenlijk wel prettig en veilig bij en zeker ook voldaan. Hannah Arendt: ‘De dominerende factor in het arbeidsproces, en in alle werkprocessen die het karakter van arbeiden dragen, wordt niet gevormd door het doelgerichte streven van de mens, noch door het product dat hij zich wenst, maar door de beweging van het proces zelf en het ritme dat het de arbeiders oplegt.[4] Ik weet niet wat ik na 6 weken gevoeld zou hebben, maar voor deze week was het een goed ritme en voelde ik me een echte Animal laborans.

Hannah Arendt schrijft ook over het verschil tussen wie en wat de mens is. Het werk dat iemand heeft achtergelaten vertelt ons alleen maar wat iemand deed. Wie hij is, zijn unieke zelf, staat daar los van. Er is zeker een onderscheid, ook al zijn deze twee nooit echt van elkaar te scheiden.[5] Ik zet heel graag iets neer, letterlijk. Ik wil hier ook graag voor beloond worden, waardering krijgen, aandacht. Maakt dit uiteindelijk iets uit voor mijn menszijn?

 

Het werk van kunstenaar Gerrit van Bakel

In mijn manier van werken voel ik mij verwant met kunstenaar Gerrit van Bakel. Hij gebruikt graag ruwe materialen, heeft een grote liefde voor ijzer. In zijn werk integreert hij allerlei verschillende elementen; onderwerpen uit de geschiedenis van de natuurwetenschap, de wereldgeschiedenis en zijn persoonlijke geschiedenis, zijn visie op de relatie tussen cultuur en natuur, het fysische en metafysische. Zijn werk is zeer filosofisch van aard, uit zijn aantekeningen blijkt ook dat hij continu met zichzelf in gesprek is; hij is observator van zichzelf en de wereld om hem heen en voegt van daaruit steeds weer nieuwe elementen en opgedane ervaringen toe in zijn werk.

Gerrit van Bakel gebruikt vaak herkenbare voorwerpen en materialen, zoals het wiel. Hij zet het wiel in met een concrete functie, maar wil hiernaast bijvoorbeeld ook de doorgaande lijn van dag en nacht aangeven. In een van zijn veel gemaakte machines laat hij een wiel zeer langzaam draaien, om ons bewust te maken van het veel te snelle tempo waarin wij onze technische ontwikkelingen voortzetten. Deze machines zijn een mix van technische, autobiografische, historische en geografische elementen. Van Bakel spreekt over het voorwerpelijke denken. De mens omringt zich met voorwerpen, die zijn leven en gedrag in grote mate bepalen. Het is belangrijk om je bewust te zijn van die voorwerpen, welke we produceren en gebruiken. Hij is van mening dat dit een grotere invloed heeft dan bijvoorbeeld de godsdienst of politiek. Kunst heeft hier een taak, vindt hij. Hij wil de wereld als het ware herontwerpen. Van Bakel:’Ik denk dat de oplossingen voor de wereldproblemen niet in de politiek, in de ideologie of in de godsdienst liggen. Integendeel, ik denk bij de punaise, de spijker, de computer, de straaljager, de wegenbouwmachine, de drainage-buis’.

Gerrit van Bakel, Een nieuwe mogelijkheid van de vreugde van Papin, 1981

Om een idee te krijgen van het werk van Gerrit van Bakel een uitleg bij Een nieuwe mogelijkheid van de vreugde van Papin.
Dit werk verwijst in eerste instantie naar de vreugde die Papin in 1695 ondervond bij zijn uitvinding van stoomkracht. Een stoomcilinder tilt een granieten tafel een stukje omhoog, op de tafel een bergje aarde. Tot zover een herbeleving van de uitvinding van Papin. Maar hierachter ligt de gedachte aan de dood van Bakels vader, die bij het demonteren van een geschutskoepel werd getroffen door een onder hoge druk losgeschoten veer. De aarde is afkomstig van de akker waarop zijn vader stierf, een symbool voor de dood van zijn vader, maar ook  als aanduiding voor zijn geboortegrond. Graniet werd gebruikt voor offertafels in kerken. De Papin machine produceert niets, maar is een soort van eerbetoon aan zijn vader en misschien in algemene zin aan de aarde, de oorsprong van alle leven. Van Bakel verbindt het materiele met het immateriële, de ‘hogere’ gedachten. Hij verbindt het bewustzijn van de natuurkundige Papin, met het bewustzijn van zijn vader, een boer, met het bewustzijn van een kunstenaar, zichzelf.

Die verschillende lagen van de filosofisch ingestelde Bakel herken ik bij mijzelf. Toen ik aan het werk was, trok ik lijnen naar mijn persoonlijke verleden, de geschiedenis van Nederland, de industrie In Vaassen. Ik verwonderde mij over mijn familieband, dat ik vooral via het maken mij zo verbonden voelde met mijn voorouders. Ik raakte erg onder de indruk van de hitte waar mijn opa altijd in gewerkt moet hebben. Hoe zou hij zich daaronder gevoeld hebben. Ik verdiepte mij in de ontwikkeling van het industriële proces, de stagnering tijdens de oorlog. Elke vrijdag het uitdelen van het loonzakje. Wat verdien ik eigenlijk met mijn werk, deze collectie? Als ik mijn gezin hiervan rond moest laten komen, had ik dit dan ook zo gedaan? Ik merk dat het werken aan deze collectie veel vragen bij mij naar boven bracht, waarbij ik niet noodzakelijk naar antwoorden zocht. Van Bakel stelt vragen, wakkert gedachten aan, maakt intrigerende machines. Machines die soms ingewikkeld, soms simpel lijken, maar in beide gevallen vragen en gedachten oproepen. Mijn werk bestaat uit grote hoeveelheden, herhaling van voorwerpen of handelingen; in die herhaling en verstilling probeer ik het bewustzijn en denken te stimuleren.

[1] Bron: Arendt H. The Human Condition, Chicago, 1958, blz. 79

[2] Bron: Hannah Arendt, blz. 15,16

[3] Bron: Sennett R. De Ambachtsman De mens als maker. Amsterdam 2008, blz. 15

[4] Hannah Arendt, blz. 132

[5] Bron: Van den Haak N. Jaarboek voor esthetica Tilburg, 2001, blz. 83/84

 

Link naar Wat een werk