Wat is beeldend onderwijs?

Beelden zijn overal en altijd om ons heen en zij spelen een belangrijke rol in onze samenleving. Gerrit Dinsbach geeft in zijn artikel Onderwijs in Beeldcultuur een eenvoudige en duidelijke omschrijving van een beeld. ‘Een beeld, zoals hier is opgevat, is een object dat primair is gemaakt om gezien te worden.’  In het beeldend onderwijs leren we leerlingen reflecteren op beelden, geven inzicht in de betekenis van een beeld, de bedoeling van de maker, we leren de beelden te ordenen en te verwerken. Maar ook leren de leerlingen zich beeldend te uiten, ze geven een reactie op de wereld, waaronder de beelden om hen heen, door middel van een eigen beeld met een eigen betekenis. De beelden om ons heen veranderen continue, de meningen van leerlingen, docenten en anderen ook. Het is de taak van het beeldend onderwijs, als onderdeel van het gehele onderwijs aan leerlingen, de leerlingen specifiek te begeleiden bij het reflecteren op en het maken van beelden. Vonkc, de vereniging voor onderwijs, kunst en cultuur , heeft een prachtige cirkel die het beeldonderwijs in drie gebieden verdeelt: het beschouwen van beelden, het visualiseren van beelden en de creativiteitsontwikkeling. Door deze drie onderdelen te leren en te oefenen worden leerlingen:

BEELDBEKWAAM

Leerlingen leren reflecteren op beelden, uit de geschiedenis, uit de wereld om hen heen en leren zelf een betekenisvol beeld maken, waarin ze ervaringen, ideeën en gevoelens op een creatieve manier uitdrukken, waarmee ze communiceren.

• beschouwen

Alles begint met het beschouwen. Wat nemen de leerlingen waar? Wat vinden zij hiervan? Wat zouden zij er aan toe willen voegen? Tijdens het beschouwen leren leerlingen heel precies te kijken, te vertellen wat ze zien en hun mening te geven. Die mening geven ze over de beelden in hun omgeving, over de beelden van kunst en cultuur, over de beelden van medeleerlingen en over de beelden van henzelf. Het is de taak van de docent om de leerling te helpen gericht te kijken, om de leerling te leren hun ervaring, gevoel en mening te verwoorden. Daarbij is het heel belangrijk om de juiste vragen te stellen en om aan te sluiten bij hun belevingswereld.

• visualiseren

Vervolgens gaan de leerlingen hun ervaringen ordenen, hun mening of betekenis laten zien in een zelfgemaakt beeld. We komen nu in het functionele gebied. Hoe gaan we dit doen? Daarbij is kennis van materiaal en technieken onmisbaar. De leerlingen maken kennis met alle mogelijke materialen. Ook leren de leerlingen alle technieken, waarmee ze dit materiaal kunnen bewerken en inzetten. Hoe ze deze materialen en technieken het beste kunnen inzetten leren ze door gebruik te maken van verschillende beeldaspecten. Belangrijke beeldaspecten zijn vorm, kleur, ruimte, licht, textuur en compositie. De docent is op dit gebied vooral kennisoverdrager, zonder de kennis en het inzicht die bij deze materialen, technieken en beeldaspecten horen kunnen leerlingen niet tot een optimaal beeld komen en niet communiceren wat zij willen vertellen.

• creativiteitsontwikkeling

Bij het geven van een eigen betekenis aan het beeld, moeten leerlingen leren om hun eigen creativiteit in te zetten en te ontwikkelen. Anders blijft het een algemeen beeld, waarin weinig wordt verteld. De creativiteitsontwikkeling is voor elk kind verschillend, de leerlingen  moeten daarom veel verschillende manieren aangeboden krijgen. De leerlingen worden creatief door veel te onderzoeken, zelf te ordenen, veel ervaring op te doen met materialen en veel eigenheid in hun werk en dat van anderen te ontdekken. Creativiteitsontwikkeling vraagt om veel doorzettingsvermogen. Oplossingen zoeken die verder gaan dan het clichébeeld. Zo komen ze tot een origineel, eigen beeld.
Deze drie onderdelen staan met elkaar in contact. Ze beïnvloeden elkaar continue, waarbij het accent telkens op een ander onderdeel zal liggen.

CIRKEL VAN VONCK

Waarom is beeldend onderwijs belangrijk?
Wij mensen zijn onderdeel van een beeldcultuur . Door te leren beschouwen, visualiseren en creatief denken, worden we een bekwaam lid van die beeldcultuur. Als we om ons heen kijken zien we heel veel beelden die mensen toegevoegd hebben aan de Schepping. Dat toevoegen, iets van onszelf willen neerzetten, dingen willen ordenen, willen reageren, hoort bij ons mens zijn. De mens is een communicerend wezen. Het contact met anderen is essentieel. In dat contact willen wij verbinding zoeken, vragen stellen, antwoorden geven, wij kunnen niet zonder die ander. Beeldend onderwijs moet inzicht verschaffen in wat beelden communiceren.
Beelden kunnen een verschillend karakter hebben:
-expressief (de maker maakt iets kenbaar van zichzelf)
-fatisch (aandacht trekken en vasthouden)
-esthetisch
-informatief
-directief (de maker beïnvloedt de beschouwer, zet hem aan tot bepaald gedrag)

De leerlingen moeten een handreiking krijgen hoe ze op deze beelden kunnen reflecteren en hoe ze zelf beelden kunnen maken. Doordat ieder mens uniek is, is het belangrijk om de leerlingen zoveel mogelijk manieren aan te bieden. Iedere leerling zal zich op een andere manier uiten. Wanneer ze niet genoeg mogelijkheden zien of ervaren, zullen ze gaan nabootsen en uiteindelijk zal dit onbevredigend zijn en tot frustratie leiden. Niet iedereen zal even snel tot een betekenisvol beeld kunnen komen, terwijl ze misschien wel een drive hebben om beeldend te reageren. Het beeldend onderwijs moet mogelijkheden scheppen voor het oplossen van beeldende problemen. Het beeldend onderwijs hoort in het basispakket van wat we leerlingen in hun ontwikkeling willen meegeven. Wat leerlingen er vervolgens mee gaan doen, is voor iedereen verschillend, we hoeven tenslotte niet allemaal kunstenaar te worden. Wel gebruiken we allemaal beelden, leven in een steeds groter wordende beeldcultuur, daarom moeten we er bewust mee leren leven en handelen, en zeker ook in deze tijd, mediawijs worden. Ieder mens kan zo de rijkdom van onze beeldcultuur zo optimaal mogelijk ervaren, zonder erdoor gemanipuleerd te worden. De een zal er meer van genieten, gebruik van maken, de ander zal er meer aan toe willen voegen.

Beeldend onderwijs heeft ook een concrete bijdrage aan de andere vakken op school. Zoals gezegd, leerlingen leren verschillend. Door de aandacht voor probleemoplossing, het zoeken naar verschillende mogelijkheden, worden leerlingen steeds creatiever in het vinden van oplossingen. Bij beeldend onderwijs worden ook de aandacht en de waarneming extra getraind. De werkhouding die hierbij nodig is, zal zeker zijn effect hebben bij de andere vakken. Ook leren sommige leerlingen beter door beelden, anderen beter door taal. Wetenschappelijk onderzoek (UvA, 2010) van hoogleraar Theoretische Neuropsychologie Jaap Murre  toont aan dat één van beide systemen dominant is. Aan taal wordt systematisch veel aandacht besteed in opvoeding en onderwijs, aan beelden vaak veel minder. Hier ligt een taak voor de beeldend docenten om bewustmakend en mentaliteitsveranderend het voortouw te nemen in deze snel veranderende beeldcultuur. Ook lijkt het me een mooie en nodige opdracht voor alle docenten om meer beelden in hun les te betrekken.

Passie voor creativiteitsontwikkeling

Mijn ervaring als leraar basisonderwijs en mijn stage-ervaring op de Pabo hebben mij laten zien hoe weinig docenten(inclusief mijzelf) en leerlingen de creativiteit willen, kunnen en durven ontwikkelen. Altijd weer die aandacht voor het product, ‘het moet iets worden’. Vervolgens gaan we daar zo snel mogelijk op af.

• de waarde van mijn DBKV-ervaring

Dit product gericht werken heb ik echt af moeten leren tijdens mijn studie DBKV. Ik ben nogal een streber en het werk moest mooi en af zijn. Bij mijn materiaalexperimenten werd ik tegengehouden door angst en esthetiek. Door meermalen het traject van experimenteren bij de ontwikkeling van mijn eigen autonome werk te doorlopen en door daarnaast de theoretische onderbouwing bij de lessen creativiteit te volgen heb ik mijn eigen creativiteitsontwikkeling ontdekt en ervaren. Deze processen verliepen gelijktijdig. Het werken vanuit materiaal, niet weten wat ‘het moet worden’, veel ‘fouten’ maken, snappen hoe creatieve processen werken, de kracht van intuïtief werken, waren ervaringen die uiteindelijk tot een veel sterker, eigen autonoom beeld leidden. Een geweldige eye-opener en vervolgens het ontstaan van een enorme passie voor het vak.

• creativiteitsontwikkeling

Voor mij werkt het prima om via veel experimenten met materialen, door middel van veel  onderzoek tot een thematiek te komen, die een betekenisvol beeld oplevert. Zo zullen er ook leerlingen zijn die veel langer via brainstorm, mindmap, een taliger, abstracter onderzoek doen. Dit is getuige de leerstijlen van Kolb ook logisch. Maar ook Kolb vindt dat we alle fases wel moeten doorlopen, ook al stappen we in verschillende fases binnen en duren alle fases voor iedereen niet even lang. Zeker in het beeldend proces, denk ik dat we de waarde van materiaalonderzoek niet moeten vergeten, dit werkt divergent onderzoek, belangrijk voor de creativiteitsontwikkeling, veel meer in de hand. Er is veel geschreven over creativiteitsontwikkeling en er zal nog veel over geschreven worden. Een aantal algemene beweringen van F.E. Williams vind ik heel geschikt om als basiskennis over creativiteit te gebruiken:
-ieder kind heeft creatieve potenties, sommigen meer, anderen minder
-vele individuele verschillen hebben niet alleen te maken met de hoeveelheid creatieve potenties, maar ook met de wijze waarop deze zijn gevormd. Voor het ene kind meer in rekenen, de ander meer in muziek of sociale contacten bijvoorbeeld.
-creativiteit is niet een enkele functie, maar is samengesteld uit een groot aantal talenten en vaardigheden, die zowel intellectueel, affectief en motorisch zijn.
-er bestaat niet een enkele methode die het beste is om de creativiteit te bevorderen.  
Hoe kunnen we die creativiteit bevorderen? De creativiteitsfactoren van Guilford  kom ik regelmatig tegen. Het zijn factoren waarmee ik creatief denken helder kan uitleggen en handvatten om de creativiteitsontwikkeling bij leerlingen te stimuleren. In het artikel Het beeldende proces en creativiteit door Vincent Baake  worden ze als volgt beschreven:
-vloeiend denken: het gemak waarmee ideeën worden geproduceerd die in een nieuwe situatie kunnen worden gebruikt.
-flexibel denken: het in staat zijn zich los te maken van vooropgezette ideeën en geijkte methoden voor het oplossen van problemen.
-origineel denken: de denkvaardigheid nieuwe wegen in te slaan om tot nieuwe resultaten te komen.
-elaboratief denken: de capaciteit om basismateriaal op een doorwerkte manier uit te werken, te intensiveren, waarbij het ongewone en de gedetailleerdheid belangrijk kunnen zijn.

• inspiratie vanuit Reggio Emilia

De Reggio Emilia scholen voor kinderen van 0-6 jaar zijn ontstaan in Italië. Deze pedagogische filosofie is niet ontstaan uit de behoefte aan beeldend onderwijs, maar wil de zin, de uitvoering, de werking van de opvoedkunde aan het jonge kind op een meer bewuste, vernieuwende, kindgestuurde manier beredeneren, bijstellen en uitvoeren. Het jonge kind wil graag de wereld ontdekken, onderzoeken op heel veel verschillende manieren, maar de volwassenen gaan al heel snel met alle opvoedprogramma’s en leerlijnen de kinderen een bepaalde kant uitduwen. Het kind wil graag communiceren, niet alleen door woorden maar ook door klanken, beweging, kleuren en ga zo maar door. Dit zijn de honderd talen van kinderen. Belangrijk is om vooral goed te ‘luisteren’ naar kinderen. In de Reggio Emilia scholen wordt de kinderen gelegenheid gegeven door middel van het aanbieden van heel veel materialen, ruimtes en medewerkers volop onderzoek te doen. Kinderen zijn van nature geneigd om aan de slag te gaan met de materialen om hen heen, hebben van nature geen angst om iets te ondernemen, hun hersenen zijn ingesteld om te ontdekken, zich te ontwikkelen. Deze houding hebben wij ze helaas al jong afgeleerd. De methode van leren door ontdekken, experimenteren heeft veel parallellen met de creativiteitsontwikkeling in ons beeldend onderwijs, tenminste zoals het wat mij betreft idealiter zou moeten zijn. Deze methode heeft zichzelf bewezen.

Na 6 jaar gaan de kinderen in Italië naar de staatsschool. Italiaans onderzoek heeft uitgewezen dat Reggio kinderen dan opvallen door hun verbeeldingsvermogen en creativiteit. En dit verschil met leeftijdsgenoten blijft later bestaan, ondanks het saaie en vrije autoritaire aanbod op de staatsscholen. Ook hebben deze kinderen een sterk zelfgevoel, kunnen ze goed samenwerken en staan ze open voor ideeën van anderen.  Jerome Bruner, een Amerikaanse onderwijspsycholoog schrijft over Reggia als een stad waar men ‘kan kennismaken met een zeldzame vorm van hoffelijkheid, een bijzondere vorm van wederzijds respect’.

Als wij goed ‘luisteren’ naar deze kinderen, bieden wij vervolgens stof aan die antwoord geeft op hun vragen, waarna zij vervolgens geprikkeld zijn en ‘bagage’ hebben om weer door te gaan met hun onderzoek. Zo worden de kinderen ‘eigenaar van hun eigen proces’. Dit betekent zeker geen ‘laissez faire’ houding of chaos en de pedagogische documentatie moet hierbij heel serieus genomen worden. In 13 landen, waaronder Nederland, zijn al diverse initatieven genomen om dit concept voor het jonge kind door te voeren . Of dit voor het oudere kind de vorm is om het gehele onderwijs in aan te bieden, wordt nog volop onderzocht en daar kan ik ook weinig zinnigs over zeggen. Ook zijn onze systemen er niet op ingesteld om onderwijzers, pedagogen, en kunstenaars standaard in dienst te hebben. Voor het beeldend onderwijs vind ik het een prachtig voorbeeld en bewijs hoe goed doorlopen creatieve processen effect hebben.

• Kunst als slijpsteen voor het brein

Een uitstapje naar de kennis over competentiegericht leren en het sociaal constructivisme is bij de Pabostudenten snel gemaakt, maar er is meer dat wij als ‘beeldend’ docenten moeten vertellen. Daarom een kort verslag van de lezing van een van de twee wetenschappers die een bijdrage leverden aan het symposium van Toeval Gezocht in 2007.

Hoe zit het? Houden intelligente kinderen van kunst of maakt kunst hen intelligent? Die vraag intrigeert     onderzoekers. Kunst en slimme hersenen hebben iets met elkaar te maken. Maar wat? Recent onderzoek     licht de sluier op: kinderen die schilderen of tekenen versterken hersencentra, activeren     hersennetwerken en ontwikkelen een manier van kijken en denken die hen verder brengt.  

De hersenen ontwikkelen zich door tot het zevenentwintigste jaar. Ze hebben al die tijd nodig om de interacties te verwerken en een plekje te geven. Dan moeten die interacties zich wel aandienen. Van nature willen kinderhersenen zich ontwikkelen. Passie en motivatie verhogen de plasticiteit van de hersenen.

Er zijn aanwijzingen dat de effecten van kunsteducatie verder reiken dan het kunstzinnige. Ten eerste doordat de aandacht sterk getraind wordt. Aandacht die essentieel is bij het leren en de ontwikkeling van intelligentie. Ten tweede om dat de waarneming wordt geïntensiveerd. Hoe bewuster een kind leert ‘kijken’, hoe meer het gaat ‘zien’. Ten derde door het oefenen van creativiteit. Hierbij wordt een heel ander deel van de hersenen geactiveerd, die bij de meeste leermomenten in het onderwijs nauwelijks aangesproken worden.


Docente Wilma Wilbrink